Ze vlucht op blote voeten
over schelpen scherp als glas.
Doorkliefde zolen helse pijnen
rood spoor bloederige plas.
Ze vlucht op blote voeten
voor laffe soldaten bruut geweld.
Haar dorp een oase van liefde
nu dodelijk etterend gezwel.
Ze vlucht op blote voeten
over lijken gruwelijk onthoofd.
Geblakerd mensenvlees bijtende geuren
verschroeide aarde verstikkende rook.
Ze vlucht op blote voeten
omfloerste blik nietsziende ogen.
Herinneringen rennen met haar mee
broze relikwieën uit een leven zonder zorgen.
Ze vlucht op blote voeten
over korrelig warm zand.
De horizon oneindig ver weg
daarachter een land dat op haar wacht.
Ooit gaan ze ervoor boeten
de verkrachters de zwijnen.
De moordenaars van haar kind
in pijn zullen ze verdwijnen.
@2019, Arie van Driel